Ruurt, door sommigen de buurtgoeroe genoemd, werd ontruimd.
Ze hadden er de Hoogte Kadijk afgezet, auto's moesten omrijden en fietsers konden slechts
ternauwernood puffend en ontstemd
kijkend over de stoep voorlangs het huis passeerden.
Onophoudelijk werd er troep naar buiten gedragen door kordate werklieden, alles onder
toezicht van een vrouwelijke deurwaarder, die me vertelde dat de stank ondragelijk was
geweest bij het binnendringen,
dat de Ruurt het toilet niet gebruikte en dat het twijfelachtig was of ze alles in een dag konden
verwijderen.
De afgelopen maanden had hij de troep, die hij verzamelde uit aangeboden huisvuil, al op de trap
van de portiek en voor de gevel
uitgestald en was al te zien dat de ruiten vol met barsten zaten.
Ik kende hem van vele jaren terug toen we beiden voor het zelfde tijdschrift werkten als een
gereserveerde en afstandelijke figuur, hij woonde destijds ineen ander pand op de Hoogte Kadijk.
Daarna zag ik hem jarenlang niet meer, tot ik hem op een dag de woning bleek te bewonen die
nu ontruimd werd, ongeveer 50 meter van zijn vorige huis.
Hij bleek een ernstige depressie achter de rug te hebben, was behandeld en opgenomen en het
ging goed met hem beweerde hij, maar langzaam zag je hem in de weken, maanden en jaren
daarna afglijden, met een verdwaasde blik in de ogen rondlopen en bizarre kledij, scharrelen
bij de hopen afval en zittend tussen de verzameling spullen voor zijn huis en in het trapportaal ,
wat voor de bovenburen ook geen onverdeeld genoegen geweest moet zijn.
Wanneer de toestand onhoudbaar werd en hoe de ontruiming tot stand is gekomen weet ik niet,
maar de deurwaarder vertelde me wel dat de bewoner iedere hulp weigerde, door iemand was
opgehaald en met de noorderzon vertrokken.
Het was een trieste bedoening al met al.